IRR Outstanding
http://recordreview.co.uk/outstanding.php
Matthias Hengelbrock - Fonoforum 2014
Musik ***** Klang *****
Die Melancholie, die aus Dowlands 'Lachrimae' spricht, umfasst nicht nur eine Traurigkeit ob irdischen Kummers, sondern auch die Sehnsucht nach den Ursprüngen des Menschen und nach einer Vereinigung mit dem Göttlichen. In ihrem lesenswerten Begleittext zur vorliegenden Aufnahme spricht sich Annemarie Peeters überzeugend dafür aus, die esoterische, der Aufklärung diametral entgegengesetzte Philosophie des Neoplatonismus ernst zunehmen und als Schlüssel zu Dowlands Musik zu begreifen. Das Hathor Consort (bestehend aus Romina Lischka, Liam Fennelly, Thomas Baeté, Anne Bernard, Benoit Vanden Bemden und Sofie Vanden Eynde) scheint diesem Ansatz zu folgen, nimmt es doch ein Zitat aus Platons 'Phaidros' über den durch göttliche Gunst verliehenen Wahnsinn ('mania) der Musen zum Motto seiner Arbeit. In der Tat ist ihm mit seiner Debüt-CD etwas ganz Besonderes gelungen: Jenseits aller technischen Perfektion und Ausgewogenheit besticht diese Interpretation durch ihre einzigartige Atmosphäre. Dem Hathor Consort gelingt das Kunststück, einerseits die Musik sehr genau aufzubereiten und das Liniengeflecht völlig transparent werden zu lassen, andererseits einen dichten Ensembleklang zu produzieren, extrem weite Spannungsbögen zu schlagen und tief ins Innere der Musik einzudringen. Man glaubt, einen gemeinsamen Atem der sechs Musiker zu spüren und fühlt sich vom sanften, aber zielstrebigen Fluss ihres Spiels unweigerlich mitgezogen. Bemerkenswert ist auch, mit welcher Erhabenheit und inneren Stabilität die Allemanden und Galliarden vorgetragen werden, wodurch weniger der Kontrast als die gedanklich Verbindung zu den Pavanen betont wird. Man muss kein Alte-Musik-Experte sein, um sich von dieser CD begeistern zu lassen.
Klara's 10 - Katleen Van Bavel
Dat het Hathor Consort zich met dit citaat van Plato wil voorstellen, zegt alles over de missie van het 6-koppige gamba ensemble dat in 2011 door de Oostenrijkse gambiste Romina Lischka werd opgericht. Lischka verbindt haar consort met Hathor, de Egyptische godin van dans, kunst en muziek, en tevens de oermoeder die het fundament van de liefde belichaamt en alles wat met het hart te maken heeft. Kortom, het Hathor Consort wil in de eerste plaats muziek benaderen vanuit bezieling, goesting en inspiratie.
Dat het ensemble de Lachrimae or Seaven Tears van John Dowland kiest voor zijn debuutcd, heeft verschillende redenen. Om te beginnen vormen ze het absolute hoogtepunt in de Engelse consortmuziek. Dowland giet de lachrimae in zeven pavanes, in oorsprong statige processiedansen waar in principe lichtere gaillardes aan gekoppeld werden. Maar Dowland laat de gaillardes achterwege, waardoor we een opeenvolging krijgen van zeven stukken onversneden melancholie die Dowland onder meer weet op te roepen met dissonanten en onverwachte harmonische wendingen. Koppel daar nog eens Latijnse titels aan vast (Lachrimae Antiquae, Antique Novae, Gementes , Tristes, Coactae, Amantis, Verae) en je krijgt muziek met een haast mythisch karakter, uiterst geschikt voor een ensemble dat zelf een mythologische figuur in zijn naam draagt.
Na een goed half uur ondergedompeld te zijn in die Engelse melancholie zorgt het Hathor consort voor evenwicht met een reeks gezwinde gaillardes, dansen die ronkende titels meekrijgen als M. Nicholas Gryffith his Galiard, the King of Denmarks Galiard of Captaine Piper his Galiard; muziek die het ritme van het hart opdrijft en je gemoedstoestand opkrikt.
Het Hathor Consort vertolkt al dit schoons met een diepe warme klank, alsof de moedergodin zelve een bedje voor je uitspreidt. Ook de uitgebreide en boeiende tekst in het cd boekje, geschreven door Annemarie Peeters, maakt deze plaat helemaal af.
On se tait et on pense. Serge Martin, Le Soir 07/05/2014
Révélée par les Midis-Minimes, cette superbe gambiste se présente ici avec son Hathor Consort, du nom de la déesse égyptienne de la danse, de l'art et de la musique. Au programme le sublime recueil de Dow-land Lachrimae or Seven Tears, la plus parfaite expression de l'art de la mélancolie du compositeur anglais. Une concentration s'installe. Avec Romina Lischka, on se tait et on pense.
4 diapasons, Michel Laizé, septembre 2014
Une nouvelle approche du fameux cycle composé à partir de la ccélébrissime mélodie Flow My Tears. Romina Lischka et son consort se frottent à l'intégralité du Livre publié par Dowland en 1604. Commençant par les sept déclinaisons de l'état mélancolique décrites au travers des "sept larmes" (anciennes, nouvelles, gémissantes, tristes, prévues, amoureuses, véritables), le cahier se poursuit de manière plus aimable avec des danses plus légères (allemandes, gaillardes) pour se conclure dans un retour au climat du début avec l'évocation de la nostalgie propre à l'âme de Dowland (Semper Dowland semper dolens).
Mais un tel recueil est-il destiné à l'écoute continue?Et, dans cette optique, ne serait-il pas utile de varier l'effectif?Le Hathor Consort évacue ces questions, au risque de tomber dans le travers de la monochromie. Son interprétation est pourtant précise, joyeuse quand il faut, noble et profonde ailleurs, et le contrepoint finement dessiné. Sans, toutefois, les changements de couleurs du Parley of Instruments (Hyperion), ni les voluptés doloristes dont Savall a fait son miel dans un disque fameux (Alia Vox). Un riche texte de présentation replace la création de Dowland dans son temps et nous permet de mieux comprendre l'approche du Hathor Consort: la mélancolie, aux yeux de Marsile Ficin, contemporain de Dowland, n'est pas une affliction terrible de l'âme, ni une mollesse de la raison, mais un accès possible à la vérité ultime en se détachant de notre monde, de cette vallée…de larmes.
Stephane Renard, L'Echo 10/06/2014
****
Les "Lachrimae" (1604) de John Dowland expriment toute la mélancolie qui habitait les châteaux d'outre-Manche au début du XVIIe siècle, époque de grande instabilité politique et sociale. Considérées comme un sommet de la musique anglaise de 'consort' ( petit ensemble d'instruments à cordes), servies par le son plaintif des violes de gambe, ces pavanes, gaillardes et autres allemandes n'ont sans doute pas livré toute leur dimension spirituelle, teintée d'hermétisme. Sur le plan de l'interprétation musicale, en revanche, la recherche en musique ancienne a percé bien des secrets. Nourri de ceux-ci, le jeune ensemble Hathor Consort, constitué en Belgique autour de la gambiste autrichienne Romina Lischka, offre aux amoureux de la Renaissance anglaise l'une des plus profondes et des plus poignantes lectures de ces larmes qui coulent depuis quatre siècles.
Mergeay Martine, La Libre Belgique 13/05/2014
Née à Vienne, formée à la viole et à la guitare dans sa ville natale, puis, successivement, à la Schola Cantorum de Bâle, chez Paolo Pandolfo, et à Bruxelles, chez Philippe Pierlot, Romina Liscka se révèle une musicienne ardente et inspirée, dont l'autorité artistique lui permit de fonder l'Hathor Consort, rassemblant des musiciens – violes et luth – du plus haut niveau.
On les découvre ici dans un recueil proprement initiatique de Dowland, ouvert sur le cycle des 7 somptueuses pavanes „Lachrimae“, se poursuivant acec 13 autres pièces „de caractère“ – par-un retour au Dowland „semper dolens“. Les musiciens s'y engagent das un même élan, un même souffle, ne craignant pas le grand saut dans la mélancolie, avec ses troublantes langueurs et ses frottements délectables.
CD-bespreking Kwadratuur Koen Van Meel 17/08/2014
****
Weinig componisten kunnen beter de weemoed verklanken dan de Engelse componist John Dowland. Zijn lute song ‘Flow my Tears' is daar een van de mooiste voorbeelden van en diezelfde melodie ligt ook aan de basis van een reeks van zeven pavanes die ruwweg de helft van de bundel ‘Lachrimae or Seven Teares' (en van deze cd) uitmaken.
Zeven maal wordt de melodie gespeeld, omspeeld of als basis gebruikt, waarbij de emotionele teneur nooit verlaten wordt. In tegenstelling tot de latere variatiereeksen van klassieke of barokcomponisten is Dowland niet op zoek naar het maximaal uitpuren van het materiaal, al moet de originele melodie er wel snel aan geloven. Is die in het openingsstuk ‘Lachrimae Antiquae' nog duidelijk te horen, in het daaropvolgende ‘Lachrimae Antiquae Novae' wordt het thema van het twee deel al meteen losgelaten.
Op andere plaatsen gaat Dowland de muziek dan weer meer omspelen, de originele melodie (of een deel ervan) spiegelen of ritmisch verdichten of werkt hij met imitaties of eigen en nieuw materiaal. Tot het op de spits drijven van de emoties laat hij het niet komen. Zware harmonische verschuivingen komen zelden voor, maar toch verandert de muziek én blijft die emotioneel op de luisteraar inwerken.
Dit laatste is ook de verdienste van het Hathor Consort van Romina Lischka, dat de brede melodische bogen van Dowland maximaal laat uitkomen. Zonder ook maar ergens te verslappen, overspant het samenspel van de gamba's het vaak meer dan een halve minuut uit elkaar liggende begin- en eindpunt van een melodische frase. Daarbij worden die geholpen door de stuwing van Dowlands nochtans eerder trage muziek, die begiftigd met een inwendig ritmisch mechaniekje soepel blijft ronddraaien. Dat wordt dan weer prima onderhouden door het goed geoliede samenspel van het Hathor Consort en het homogene geluid dat het ensemble genereert. Zo hoeft de groep niet op zoek te gaan naar grote dramatische effecten, maar kan die de muziek haar werk laten doen.
Diezelfde kwaliteiten laten de musici ook horen in het tweede deel van de bundel, die gevuld wordt met kortere dansen, overwegend snellere gaillardes (galiards) waarin de ritmische drive gemakkelijker naar voor komt dan in de tragere pavannes. Dit is vooral goed hoorbaar in ‘The Earle of Essex Galiard' waarin breeknoten de melodie, ook bekend van Dowlands song ‘Can She Excuse my Wrongs', echt doen swingen. Net als bij de pavanes slagen Dowland en het Hathor Consort er ook hier in om een waaier aan muzikale mogelijkheden open te trekken, waardoor de variatie gegarandeerd wordt: het echoachtig spelen met de dynamiek, het plots spelen in kleinere bezetting of een meer uitgesproken polyfone aanpak, maar steeds zonder dat het muzikale louter effect wordt.
Sneller en eenvoudiger dan de gaillardes klinken de twee allemandes (almand), terwijl in ‘Sir Henry Umptons Funerall', helemaal in de lijn van de titel, voor een uitgesproken traag tempo gekozen wordt. Op meer dan één moment klinkt dit stuk als een voorafspiegeling van het slotkoor van Purcells ‘Dido and Aeneas'. Wat alles zegt over de emotionele lading van Dowlands composities, waarbij doorgaans slechts weinigen onbewogen blijven. En daar is deze cd gelukkig geen uitzondering op.
"Die Schönheit der Melancholie" Dirk Becker, Potsdamer Neueste Nachrichten 22/06/2013
Das Hathor Consort mit einem John-Dowland-Programm in der Ovidgalerie
Die Schwermut scheint John Dowlands Werk gelegentlich doch noch sehr zu überschatten. Der Grossmeister der Laute fand für die elisabethanische Attitüde der Melancholie eine wunderbare musikalische Sprache und spielte auch offensichtlich und gut kalkulier mit den damit verbundenen Erwartungen, wenn er unter seine Kompositionen schrieb: „Jo: dolandi de Lachimae his own hand“ (Jo:schmerzend von Tränen, von eigener Hand) oder seinen Werken Titel wie „Semper Dowland semper dolens“ (Immer Dowland immer schmerzensreich) gab. Doch Dowlands Musik gehört zu dem Schönsten, was Melancholie sein kann, weil sich hier nicht allein die Schwemut breicht macht, sondern imme auch mit einem Licht, einem herrlichen Srahlen verbindet.
Romina Lischka und ihre Musiker des Hathor Consorts hatten für ihr Dowland-Programm am Donnerstag in der Ovidgalerie der Neuen Kammern „Sieben Tränen tanzen“ ein fein durchdachtes Programm erstellt. So waren an diesem Abend neben Kompositionen von Dowland auch Arbeiten seiner Landsmänner William Brade und Thomas Simpson und vom Dänen Melchior Borchgrevinck zu hören. Borchgrevinck, Kapellmeister und Hoforganist am Hofe Christian IV., hatte Dowland, wo dieser sich vergeblich um die Stelle des Hoflautenisten bei Elisabeth I. bewarb, nach Dänemark geholt. Somit war auch die Verbindung zum diesjährigen Thema „Skandinavien“ der Musikfestspiele Potsdam hergestellt.
Es war ein grosser, warmer und getragener Ton, der die Ovidgalerie erfüllte. Die Instrumente des Hathor Consorts harmonisierten in einer so sehr selten zu hörenden Stimmigkeit. Fünf Gamben, die erst im Zusammenspiel ihr Potenzial zu entfalten schienen. Und das mit einem besonderen Gespür für all die Feinheiten. Wie ein ruhiger Atem war das Spiel, aus dem sich immer wieder die einzelnen Instyrumente mit ihren Melodiebögen sanft aber bestimmt hervorhoben. Und gerade in „King of Denmark's Galliard“ liessen die Musiker um Romina Lischka Dowland's Melancholie strahlen. Vor der Pause dann Dowlands bekannte „A Fantasia“ für Laute solo und „Semper Dowland semper dolens“ für Consort.
Nach der Pause Dowlands bekannter Zyklus von sieben Pavanen „Lachrimae or seven Tears“. Und was hier zu hören war, kann nur als Geschenk bezeichnet werden. Ein so selbsverständliches und feines Zusammenspiel der Gamben, in das Sofie Vanden Eynde mit ihrer Laute perlend-leuchtende Akszente setzte. Nicht ein Ton von Schwermut, kein Zusammensinken in depressiver Trauer, sondern immer die Ahnung von etwas Besonderem. Offensichtlicher Genuss bei den Musikern, der dem Zuhörer das Herz öffnen konnte. Draussen tobten Wind und ein Blitzspektakel, drinnen spielte das Hathor Consort. Schöner kann Melancholie nicht klingen, schöner kann kaum ein Abend sein.
Walt Mundkowsky August 2014 La Folia Los Angeles
Curiously, this is the Hathor Consort's debut on disc. (Quartets don't typically open with Haydn's Seven Last Words either.) Director Lischka calls Anthony Rooley's influence crucial – he led the first recording with the original scoring, in 1976. The Fuga Libera's notes delve into Renaissance melancholy (this essay naturally goes deeper). I touched on the Corpus Hermeticum here.
This is a fine account. The tuning is spot-on (the dissonances sting) and the part writing admirably clarified. The seven Lachrimæ are presented in a row, which I prefer to help comparisons, though some turns of phrase I anticipate are glossed over. (Also, the lute is too reticent.)
Order of the remaining items is left to the players' discretion. Several highlights –
The King of Denmarks Galiard gets incision and snap, both welcome.
Sir Henry Umptons Funerall always stands out from the surrounding dances. Here it is molded with great beauty.
Dedicated to a famed pirate, Captaine Piper his Galliard never fails. How Christian IV of Denmark felt about that is not known. It began life as the song “If my complaints.”
Lischka & Co. choose the signature piece Semper Dowland semper Dolens for their “goodnight.” The lute is more prominent, and the 7:05 duration maintains its grip.
